Een verleden met wereldberoemde tapijten, putlucht en verkeersdrukte. De Schapenkamp, dat is toch die ringweg waar je als automobilist vaststaat of langzaam rijdt? Waar je als voetganger of fietser goed moet opletten in de drukte van het dagelijks verkeer? Inderdaad, dat is nu nog de Schapenkamp. En hier gaat veel veranderen.
Die herinrichting van de Schapenkamp – met daarbij de huidige werkzaamheden aan het riool – is onderdeel van de vernieuwing van het Stationsgebied. De oorsprong van dit deel van de stad ligt ver terug. Vroeger stonden hier beroemde tapijtfabrieken, weduwenhuisjes en het wemelde er van de mesthopen. Duik je mee de geschiedenis in?
Hilversum is nu dé mediastad van Nederland. Vroeger was dat anders, toen was het tapijt waarvoor je in Hilversum moest zijn. Enkele straten in het centrum herinneren hier nog aan, zoals de Tapijtstraat, de Weversweg, de Fabrikeursstraat, en de Schering en de Schietspoel, beide onderdeel van een weefgetouw. Met weven begon het allemaal in Hilversum. Van de wollen stof ‘laken’, werden het katoenen stoffen en uiteindelijk tapijten. Rond 1750 begonnen weverijen in Hilversum met het gebruik van koehaar, dat stevig was en niet snel vuil werd. Ook in andere delen van Nederland namen weverijen deze Hilversumse ontdekking over. De koehaartapijten gingen het hele land door. Zelfs nog bij renovaties van Amsterdamse grachtenpanden werden 200 jaar oude Hilversumse koehaartapijten gevonden.
In de negentiende eeuw gaf Gerrit Veen (1797-1863) de tapijtindustrie in Hilversum nog een extra oppepper door het gebruik van een Jacquard-weefgetouw, waarmee het mogelijk was om weefsel van patronen te voorzien. Veen was een zogeheten fabrikeur, eigenaar van een tapijtfabriek op de hoek van de Leeuwenstraat en de Groest. Hij stond ook aan de basis van Hilversum als exporteur van tapijten. Veen was de eerste die hiervoor handel dreef met landen als Duitsland, Scandinavië en Rusland. Van de winsten uit deze handel liet de Hilversummer in 1856, op de plek van de huidige Mgr. van de Weteringstraat-Prins Bernardstraat-Achterom, 52 kleine woningen bouwen. Speciaal bedoeld voor weduwen en weeskinderen.
De huisjes waren zo gebouwd, dat in het midden een plein ontstond, met daarop pompen en ‘gemakken’, de voorlopers van het toilet. Alle woningen kregen een boograam met daarop een witgeschilderd schaapje. Het hof kreeg de naam Schapenkamp vanwege de combinatie van de schaapjes op de woningen en het plein (het 'kamp') als vroegere verzamelplaats van vee. Drie jaar voor zijn overlijden schonk Gerrit Veen de Schapenkamp plus een extra bedrag aan het armenbestuur van St. Vitus, de kerkparochie vlakbij. Toen Veen in 1863 overleed zou hij 101.600 gulden hebben nagelaten. Voor die tijd een relatief groot bedrag, maar niet ongewoon voor de Hilversumse fabrikeurs; de dorpselite met grote bestuurlijke invloed. Overigens is de Veenshof, een uitloper van de Pelikaanstraat, in 1937 naar Gerrit Veen vernoemd.
In de tweede helft van de negentiende eeuw ontdekten rijke Amsterdammers Hilversum. De komst van de spoorlijn in 1874 maakte het dorp voor hen eenvoudiger bereikbaar. De Amsterdammers verruilden hun stinkende grote stad graag voor Hilversum en de ’s-Gravelandse buitenplaatsen, waar de lucht veel schoner was. Velen van hen beviel het hier zó goed, dat ze langere tijd of voor vast in Hilversum bleven wonen, soms zelfs met hun personeel. Door de spoorverbinding konden de Amsterdammers gewoon in de grote stad blijven werken. Intussen keek Hilversum aan tegen een woningprobleem, want het inwonersaantal groeide. Zo kwam het dat hele gezinnen in de kleine woningen met de schaapjesramen terechtkwamen. Deze huisjes aan de Schapenkamp waren niet berekend op zoveel mensen en zo gingen de leefomstandigheden aan het pleintje langzaam achteruit.
En de leefomstandigheden in Hilversum waren halverwege de negentiende eeuw al niet goed. Arts Johannes van Hengel (1811-1892) schrok ervan toen hij in 1838 naar Hilversum kwam om zich als huisarts te vestigen. In plaats van rechtsomkeert te maken, besloot hij de onhygiënische en ongezonde toestanden aan te pakken. Van Hengel deed onderzoek naar de leefomstandigheden in Hilversum. Daarbij lette hij op de mesthopen in het dorp, waar dagelijks een verse portie op kwam.
De arts telde halverwege de negentiende eeuw maar liefst 773 mesthopen. Die waren een ideale broedplek voor ziektes, zeker omdat de mesthopen vaak ook nog eens vlakbij de drinkwaterpompen lagen. Het drinkwater was dan ook regelmatig zwaar vervuild. Niet alleen door mest, maar ook door giftige kleurstoffen en afval die de vele Hilversumse huisweverijen en andere ambachtelijke bedrijven loosden. Bij regen liepen de meeste goten over, waardoor het vuile water zich over de straten verspreidde. Het verontreinigde water bleef daarna in kuilen staan, waar kinderen vervolgens weer in speelden.
In deze tijd was de levensverwachting van Hilversummers erg laag. Van Hengel berekende dat inwoners tussen 1840-1870 gemiddeld niet ouder dan 21,5 jaar werden. Dat deze leeftijd zo enorm laag ligt, komt door de hoge kindersterfte in die tijd. Kinderen overleden door de onhygiënische leefomstandigheden, maar ook door kinderarbeid. Want de bloei van de weef- en tapijtindustrie had een zwart randje. Veel fabrieken lieten kinderen werken, soms zelfs al vanaf zes jaar. En in die fabrieken gebeurden wel eens (dodelijke) ongelukken met kinderen.
Het was duidelijk: er moest iets gebeuren in Hilversum. Van Hengel zorgde dat de gezondheid en het welzijn van de Hilversummers verbeterde. Dankzij de arts kwamen er een badhuis, een waterleidingstelsel en meer arbeiderswoningen. Hij stond aan de wieg van voorlichtingcampagnes over gezondheid, gratis kraamzorg en het uitdelen van warm voedsel. De ziekmakende modderpoelen maakten plaats voor bestrating en ook de mesthopen verdwenen. En in 1907 begon de aanleg van een rioleringsstelsel. Een belangrijke stap voor Hilversum, want dit was dé manier om vuilwater van woningen en bedrijven, en regenwater af te voeren. Overigens was het rioleringsplan hard nodig, want tussen 1880 en 1900 verdubbelde het aantal inwoners. Op sommige plekken in Hilversum ligt zelfs nog het rioleringsstelsel van destijds.
Arts Johannes van Hengel stierf zelf in 1892. Op zijn vroegere woonhuis aan de Kerkbrink, tegenwoordig een apotheek, bevindt zich een plaquette ter nagedachtenis aan de arts die zoveel voor Hilversum heeft betekend. In 1894 kreeg hij een eigen laan: de Van Hengellaan.
Om de oostkant en de westkant van Hilversum met elkaar te verbinden, kwam er in de twintigste eeuw een tunnel onder het spoor. Op 25 april 1938 vond de opening van de Beatrixtunnel plaats. Overigens kreeg de onderdoorgang tijdens de Tweede Wereldoorlog een iets andere naam. Van oktober 1941 tot mei 1945 was de naam 'Tunnel'. Het hofje Schapenkamp, in 1856 door fabrikeur Gerrit Veen gesticht, was in de jaren 30 inmiddels verloederd. Om ruimte te maken voor de tunnel en de wegen eromheen, werd de Schapenkamp gesloopt.
Om het centrum te vernieuwen, ontstond in 1971 het ‘Plan voor de Kern’. Onderdeel hiervan was een ringweg rondom het centrum. Toen de gemeente Hilversum in 1975 een naam zocht voor de nieuwe ringweg mochten inwoners meedenken. ‘Schapenkamp’ was een van de inzendingen. Zo is de huidige Schapenkamp aan zijn naam gekomen. Door deze weg verdween de aansluiting tussen het centrum en het station. Op oude kaarten en foto’s is nog te zien hoe de situatie was voordat de Schapenkamp de twee delen van elkaar scheidde
Het is nu 2024 en er is veel veranderd. De Schapenkamp en het Stationsgebied zijn volop in ontwikkeling. Een van de wensen is om het centrum, het station en Hilversum-Oost weer meer met elkaar te verbinden, net als vroeger. En ook het rioleringsstelsel gaat op de schop. Na de eerste aanleg in 1907 is het riool in 1975 vernieuwd. De nieuwe rioleringswerkzaamheden zijn nodig om verder te kunnen met de aanleg van het busstation en de fietsenkelder, en het bouwen van woningen. Door de vernieuwing kan het riool ook grotere hoeveelheden regenwater aan. Met de klimaatverandering, en de soms enorme hoosbuien, is dat hard nodig.
Werkzaamheden kunnen voor overlast zorgen. Dat is iets waar we nu even doorheen moeten om straks het rioleringsstelsel van de toekomst te hebben. De mesthopen, het vervuilde drinkwater en de ziekmakende modderpoelen zijn gelukkig ver verleden tijd. Dat geldt straks gelukkig ook voor het langzaam rijdende verkeer waar de Schapenkamp om bekendstaat.
En wandel, fiets of rij je volgende keer over de Schapenkamp, sta jezelf dan toe eens te mijmeren over de historie van dit gebied.
Bronnen die zijn gebruikt voor dit artikel:
Deze website maakt gebruik van cookies. Lees meer over cookies in onze cookieverklaring.
Deze cookies verzamelen nooit persoonsgegevens en zijn noodzakelijk voor het functioneren van de website.
Deze cookies verzamelen gegevens zodat we inzicht krijgen in het gebruik en deze website verder kunnen verbeteren.
Deze cookies zijn van aanbieders van externe content op deze website. Denk aan film, marketing- en/of tracking cookies.